Ziehier een bericht uit de tijd toen de dieren nog spraken: een scène uit de schoolgaande jeugd. Gekoppeld aan een actuele politieke uitspraak.
Na verloop van tijd wordt het geheugen een grote kaas met nog grotere gaten, edoch iets wat ik me nog goed kan herinneren, is wat er keer op keer op het schoolwerk moest worden genoteerd.
Bovenaan de pagina zouden we met sierlijke pen noteren: AMDG, wat staat voor Ad Majorem Dei Gloriam, de lievelingsspreuk van de stichter van de jezuïetenorde Ignatius van Loyola en ook het devies van de orde. Het betekent zoveel als ‘tot de grotere glorie van God’. Toch wat hoog gegrepen vond ik dat, maar ik stelde me er verder geen vragen bij. Lastige vragen waren er al genoeg. Het ging toen duidelijk niet alleen over kennisoverdracht. Die tijd, toen de dieren nog spraken, waar is de tijd, ‘Egidius, waer bestu bleven?’ Waar het geloof hoog staat, kan het ook sneller vallen, begon ik in gewijde stilte te denken. ‘Elk nadeel heb z’n voordeel.’ Het voetbal was toen nog spannend te noemen.
Onderaan de pagina dan. Met betrekking tot het voorliggende wiskundige vraagstuk zouden we de pagina afsluiten met ‘wat bewezen moest worden’, de vernederlandsing van Quod erat demonstrandum, Q.E.D. Zonder sluitend bewijs mocht je dat uiteraard niet schrijven – er moest voldoende plaats overblijven voor een minkukel van een cijfer.
Achteraf kunnen we dat door een roze bril bekijken: de bewijsvoering moest dienen om het logisch denken aan te scherpen. Daar kan niets op tegen zijn, zeker in deze tijden, maar wat moest er eigenlijk bewezen worden? Duidelijk iets wat al bewezen was, of andersom, iets wat helemaal niet te bewijzen valt, met name een uitgangspunt, een axioma, een postulaat, een hypothese. Het te bewijzen bewijs leveren van het vooropgestelde bewijs was dus feitelijk een onschuldige oefening in cirkelredenering of petitio principii. De regeringsvorming duurt nu al hoeveel maanden?
De minister die zich president voelt, zegt het zelf in Knack: ‘De federale formatie toont opnieuw dat België niet werkt.’ Quod erat demonstrandum.
Minister-president Matthias Diependaele: ‘De federale formatie toont opnieuw dat België niet werkt’
De cirkel is rond
De cirkel is rond en je blijft rondjes draaien. Het hangt er maar vanaf wat je als uitgangspunt neemt. Een postulaat is zo’n uitgangspunt: je gelooft erin of je gelooft er niet in. Je neemt het als uitgangspunt. Het is de waarheid waarin je gelooft, en waarvan je denkt te kunnen bewijzen dat het de waarheid is. Deze waarheid wordt steeds vaker verdoezeld of verkocht als een feitelijk weten, als wetenschap, terwijl het de eigen waarheid is, het hoogstpersoonlijke postulaat. O wee degene die het in twijfel durft te trekken. Deze tijden.
In een cirkel is denken toegestaan zolang het maar binnen de krijtlijnen van de gesloten cirkel gebeurt. De cirkelredenering is er alomtegenwoordig. De ‘aanhangers’ zitten er onbewust zichzelf gelijk te geven. Hun denken sluit ook zo nauw aan bij de werking van ons brein – we vinden altijd argumenten om het eigen denken te bekrachtigen. Alleen vanuit het denken over het denken kun je aan het eigen denken ontkomen.
Soms kan er plots een inzicht zijn, een ingeving. Dat kan bijzonder aangenaam zijn. Het komt er echter op aan om deze ingeving nadien te toetsen aan al bestaande inzichten. Houdt de ingeving wel steek? Is het een fundament om verder op te bouwen?
Verwarrende tijden
Natuurlijk heeft de wetenschap ons heel veel bijgebracht. Het getuigt van onwetendheid om iets van die wetenschap straal te zitten ontkennen. Veel van wat de wetenschap beweert is niet controleerbaar voor wie de wetenschappelijke kennis niet bezit. Moet je dan maar alles geloven wat de wetenschap beweert? Neen, natuurlijk niet. Het benadrukt volgens mij het belang van een begrijpelijke en geloofwaardige communicatie over wetenschappelijke kennis. Daar wringt het schoentje. Wetenschappers zijn geen woordvoerders en als ze dat wel zijn, spreken ze meestal geen begrijpelijke taal. Hoe kan je als leek geloven wat je niet begrijpt? Autoriteit is niet meer wat ze is geweest.
N’importe quoi
Er is geen autoriteit en geen houvast meer. We leven in tijden waarin je om het even wat mag gaan beweren: je eigen waarheid, het eigen grote gelijk, de wetenschappelijke waarheid of nog een andere waarheid. Who cares? De feiten mogen onomstotelijk wetenschappelijk zijn aangetoond, zelfs politici luisteren er nauwelijks naar, of ze luisteren wel maar doen simpelweg hun goesting, omdat het kiespubliek dat nu eenmaal van hen verwacht. Het levert stemmen op. Hoeveel geëngageerde wetenschappers zijn er intussen niet afgehaakt omdat de wetenschappelijke waarheid in de politieke wind wordt geslagen?
Onder meer daardoor leeft er een sfeer waarin je van alles en nog wat kunt beweren en als uitgangspunt nemen, er is altijd wel een weg te vinden om de eigen waarheid te bewijzen en te verkopen. Wat maakt het eigenlijk nog uit wat je beweert? Onderweg zeg je bijvoorbeeld dat er voldoende wetenschappelijk bewijs is voor datgene wat je wil verkopen: wie zal nog de moeite doen om het na te gaan? Ondertussen wordt de eigen waarheid wel aan de man gebracht. De kassa rinkelt.
Het eigen grote gelijk levert een immense grijze zone op waarin er veel mogelijk is dat neigt naar manipulatie. Ook daarover kunnen we nog eens een boompje opzetten, over alles wat daarbij onder het maaiveld blijft.
Geloven en denken heffen elkaar op. Geloven is begrensd denken. Dat het denken onder druk staat, met een mogelijke revival van het geloven tot gevolg, is van alle tijden. Vandaag is de druk wel ondraaglijk hoog. Daar schuilt het gevaar, dat we overigens al hadden kunnen kennen maar dat we liever ontkennen.