
Er is iets aan de hand met de menselijke geest. Kijk naar Trump en zijn volgelingen, kijk naar complotdenkers, kijk naar de mensen die zich verliezen in absurde overtuigingen – van platte aarde tot messianistische waanideeën.
Het lijkt alsof de rede aan erosie onderhevig is, alsof logica plaatsmaakt voor een wildgroei aan waanbeelden. Wat gebeurt hier? Zijn het slechts incidenten, of is er een diepere, systemische oorzaak?
Een mogelijke verklaring ligt in de invloed van stress en trauma op het brein. We weten uit onderzoek dat trauma de werking van het brein echt verandert.
Chronische angst en onzekerheid veranderen letterlijk de manier waarop we denken. De amygdala – ons primitieve waarschuwingssysteem – raakt overactief, terwijl de prefrontale cortex, het deel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor rationeel denken en zelfreflectie, onder druk komt te staan. Dit mechanisme is bekend uit de psychologie van posttraumatische stressstoornis (PTSS), waarbij het brein zich vastklampt aan simplistische verklaringen en zwart-witdenken. Uit onderzoek weten we ook dat de sporen van ernstig jeugdtrauma vooral onderhuids doorwerken en zich pas decennia later kunnen manifesteren.
In tijden van chaos en crisis zoeken mensen houvast – en als de waarheid te complex is, grijpen ze naar de leugen die troost biedt. Maar er speelt meer.
Onze informatiemaatschappij heeft een paradox gecreëerd: een explosie van kennis én een implosie van waarheid. We hebben toegang tot alles, en daardoor geloven we niets meer. Sociale media fungeren als echokamers waarin emoties belangrijker zijn dan feiten, waarin algoritmes ons voeden met wat we wíllen horen in plaats van wat we horen te weten. De grens tussen feit en fictie vervaagt, en voor veel mensen wordt de fictie aantrekkelijker – omdat ze simpeler is, bevredigender, een sprookje waarin zij de held zijn en de tegenstander de slechterik.
Hier komt een gevaarlijk element bij: narcisme. Soms extreme vormen van narcisme. Dit komt nooit goed. In de literatuur is er sprake van ’narcistisch verval’ omdat narcisme gepaard kan gaan met cognitieve achteruitgang en met een laag bewustzijn over de eigen mentale toestand – is dat bij Trump het geval?
Sommige mensen ontwikkelen een bijna mythisch zelfbeeld. Ze zien zichzelf als visionair, martelaar, verlosser. Ze geloven niet langer dat ze kunnen falen, dat ze ongelijk kunnen hebben. En hoe meer de feiten hen tegenspreken, hoe fanatieker ze zich vastklampen aan hun eigen versie van de waarheid. Dit geldt voor Trump, maar ook voor velen die in zijn kielzog varen – en zelfs voor mensen buiten de politiek, in onze eigen sociale kring.
Voor hen is deze verdwazing niet zichtbaar, want ze zitten er middenin. Wat voor ons een dramatische verschuiving van de realiteit is, is voor hen simpelweg het ‘nieuwe normaal’. Hun wereldbeeld schuift op maar blijft voor hen kloppen. Er is niets aan de hand in hun ogen – het zijn de anderen die het niet begrijpen. Dit maakt de kloof tussen waan en werkelijkheid des te moeilijker te overbruggen.
Wat kunnen we hiertegen doen? Het antwoord is zowel eenvoudig als ontmoedigend: kritische educatie, moedige journalistiek en de bereidheid om het ongemakkelijke te omarmen. De waarheid is zelden comfortabel. Maar als we willen ontsnappen aan deze collectieve verdwazing, zullen we de confrontatie moeten aangaan met de werkelijkheid – in al haar weerbarstige, verwarrende glorie.