Lang geleden, in de tijd toen de dieren nog spraken – en zelfs probeerden te zingen ‘like a dog with his leg caught in barbed wire’ – zette de leraar Engels Bob Dylans Hurricane op.
De muziek vulde het klaslokaal, de tekst sneed door de lucht als een scherp mes. Daarna volgde een diepgaande lezing, een staaltje van wat onderwijs zou moeten zijn: inspireren, uitdagen, het vuur van kritisch denken aanwakkeren. Op dat moment begon het mij te dagen. Dit wilde ik ook kunnen.
De film The Complete Unknown flitst me helemaal terug naar die tijd. Een tijd waarin keuzes van leerkrachten het verschil maakten, niet de beleidsnota’s van onderwijsexperts of ministers die in onzeker Nederlands verklaren dat thuis alleen schoon Vlaams mag worden gesproken.
Het was de kennis en de passie van de leraar die het verschil maakten. Zijn enthousiasme gaf je zin om kennis op te slorpen, om kunst en wetenschap te ontdekken, om mens te worden en zelfinzicht te verwerven.
Discipline en de lessen van toen
Onderwijshervormingen komen in golven, als een pendule die heen en weer slingert tussen vrijheid en structuur. Wat vandaag als een revolutionaire methode wordt verkocht, blijkt een opnieuw uitgevonden versie van iets ouds. De strikte discipline, de hoge verwachtingen en de klassieke methoden die nu in sommige Britse scholen worden geprezen, waren ooit de norm in jezuïetenscholen van de jaren ‘70 (en daarvoor).
Kadaverdiscipline? Bij Father B. klonk dat zo: ‘Today’s lesson, please!’ Kort en krachtig. Je stond recht en wist meteen wat er verwacht werd: de tekst debiteren in Received Pronunciation (RP). Soms werd je neergehaald om de dag erna met hernieuwde veerkracht terug op te staan.
Discipline en Bob Dylan – een vreemde combinatie, maar eentje die ons leerde nadenken en tegelijk ook twijfelen. Hurricane is meer dan een song; het is een venster op ongelijkheid, onrecht, armoede, rassenhaat en de falende rechtspraak. Het verhaal gaat over Rubin Carter, de Afro-Amerikaanse bokser die ten onrechte was veroordeeld voor drievoudige moord en pas jaren later in 1985 definitief werd vrijgesproken. De opnames voor het album vonden plaats in juli 1975, het album kwam uit op 5 januari 1976.
Waar komt het nog voor, dat kritisch geëngageerd leren denken?
De tijden zijn veranderd, de problemen complexer geworden, maar zoals Einstein zei: “Een probleem kan niet worden opgelost op hetzelfde niveau waarop het is ontstaan.” Je krijgt de problemen niet opgelost met dezelfde visie en principes die al veertig jaar de dienst uitmaken. Toch proberen beleidsmakers dat telkens weer.
Kafka leeft nog
Er heerst een enorme inertie in vitale sectoren van de samenleving. God mag dan wel dood verklaard zijn, Kafka is springlevend.
De overheid heeft de neiging om pendelbewegingen te maken: na periodes waarin men meer autonomie, creativiteit en een ‘zachte’ aanpak bepleit, meer ‘welzijn’, wat dat ook moge betekenen, keert men vaak terug naar striktere structuren en discipline. Dat heeft te maken met veranderende maatschappelijke verwachtingen en het zoeken naar eenvoudige antwoorden op complexe onderwijsproblemen. Vaak wordt er pas jaren later erkend dat veel van die ‘nieuwe’ oplossingen eigenlijk al bestonden en dat ze toen ook al hun voor- en nadelen hadden.
Het lijkt dus alsof men telkens weer het warm water uitvindt, terwijl goed onderwijs draait om een evenwicht tussen structuur en vrijheid, hoge lat en vangnet, stimulans (plus est en vous) en ondersteuning (ik ben er, en luister). Onderwijs wordt te vaak gereduceerd tot een eenzijdige oefening in oordelen, beoordelen en veroordelen. Wie niet in de pas loopt, wordt geïsoleerd. Jongeren krijgen steeds vaker de boodschap: ‘Je deugt niet, je hoort er niet bij.’ Hier beginnen hun problemen.
De illusie van innovatie
Allicht draait het ook om politieke profilering. Hervormingen worden graag als innovatief gepresenteerd, zelfs als ze oude wijn in nieuwe zakken zijn.
De focus op minimumdoelen en meetbare resultaten negeert de essentie: kennis is niet het probleem. De indruk ontstaat dat men vooral een strafbeleid invoert. Het idee alleen al om kinderen na de derde kleuterklas tegen te houden als ze niet ‘klaar’ zijn voor het eerste leerjaar, getuigt van een zorgwekkend denkpatroon.
Beleidsmakers zijn mensen die het gemaakt hebben en nu beleid voeren vanuit hun eigen denkkader. Dat denkkader is meestal gefixeerd. Ze begrijpen niet altijd de realiteit op de werkvloer, en de veel complexere leefwereld van jonge mensen. De pandemie is bijvoorbeeld voor hen ‘het gat in de haag.’
De praktijk spreekt
Die realiteit is hard. Ervaren leerkrachten haken massaal af, murw geslagen door stress, burn-outs en kafkaiaanse papierberg. De administratieve papierwinkel doodt de passie. Wie vertrekt, offert een pensioen op – en toch nemen velen die drastische stap. Het onderwijs is ziekmakend bureaucratisch geworden.
Juf Anna, die elke dag keihard werkt, vertelt in De Standaard hoe ze ‘s avonds huilend aan tafel zat. “Gedrag kan je toch aanleren, hé?” vraagt minister Demir. De realiteit is complexer. Cognitieve vaardigheden kunnen gestructureerd worden aangeleerd, maar gedrag is geen rekensom. Elf mensen vergaderen over hoe één probleemkind aan te pakken, en nog blijven ze vastlopen.

Met Demir in de klas: “Gedrag kan je toch aanleren hé?”
Het juiste midden
Aristoteles leerde ons dat deugd het midden is tussen twee extremen. Moed bevindt zich tussen lafheid en roekeloosheid. Onderwijs vraagt om eenzelfde balans: structuur en vrijheid, discipline en creativiteit, hoge verwachtingen en een warm vangnet. Tegenwoordig dreigt de slinger weer helemaal naar de ene kant door te slaan. Zelfs bollebozen en hoogbegaafden komen later in de problemen als ze nooit hebben geleerd hoe te leven.
Met Demir in de klas: “Gedrag kan je toch aanleren, hé?” Maar misschien is dat de verkeerde vraag. Misschien moeten we eerst nadenken over hoe we het vuur weer aanwakkeren in een systeem dat steeds verder afdrijft van waar onderwijs écht om zou moeten draaien: inspiratie, inzicht, en de kunst van het kritisch denken.

