
Je herkent het pas als je erin vastzit. Het verborgen narcisme. Geen opzichtig machtsvertoon, geen luidruchtig ego dat zich breed maakt. Nee, dit is het subtiele spel, een web geweven van twijfel en schijnbare kwetsbaarheid. Je voelt je niet gemanipuleerd – niet direct. Je voelt je nodig, verantwoordelijk, misschien zelfs uitverkoren om te helpen. Tot je beseft dat elke draad van dat web eigenlijk om jou heen is gespannen.
Verborgen narcisme is een parallelle werkelijkheid. Een wereld zonder vaste grond, waarin woorden niet betekenen wat ze lijken te betekenen en waarin logica een kneedbare massa is. Je raakt verstrikt in het spel van hints en halve waarheden, van liefde die voelt als een gunst en schuldgevoel dat als vanzelf wortel schiet. Probeer een grens te stellen en je krijgt geen weerstand, maar een verongelijkt stilzwijgen. Een stilzwijgen dat harder snijdt dan welk geschreeuw dan ook.
Het gekke is: je begrijpt dit pas als je eruit bent. Als je terugkijkt en je afvraagt hoe je zo lang kon geloven dat de zon niet bestond, alleen omdat iemand de gordijnen dichthield. En als je er eenmaal uit bent, als je de zuurstof weer in je longen voelt, dan wens je dit niemand toe. Niet je ergste vijand, en zeker niet degene die jou gevangen hield. Misschien is dat de grootste ironie van het narcistisch web: het laat je achter met begrip. Begrip voor hoe diep iemand moet vastzitten in zijn eigen spiegelpaleis om zich enkel te kunnen voeden met de reflecties van anderen.
Tot zover de onmacht. Dus je laat los. Niet uit wrok, maar uit zelfbehoud. En je loopt verder, de zon tegemoet. Je schrijft erover.