Misschien beseffen we dat te weinig. We hebben allemaal het geluk een mooie en rijke taal te mogen hanteren. Met veel beeldrijke uitdrukkingen. Ik grasduin maar wat en laat mijn oog vallen op het woord beeld, en meer bepaald bij wat we kennen als ‘een beeld van een vrouw’ of ‘een beeld van een man’. Elk zijn meug zei de boer en hij at vijgen – iedereen heeft zijn eigen smaak.
Onbeweeglijk als een beeld betekent roerloos, aan de grond genageld. Of zitten als een beeld. Het draagt dezelfde betekenis.
We kunnen een beeld gieten van metaal, gips, brons en misschien resulteert dit wel in een beeld van goud. Een beeld snijden kan ook, onder meer van hout. Uit het juiste hout gesneden, er zijn zo van die mensen.
Ze is zo koud als een beeld betekent dat ze mooi is maar zeer gevoelloos. Ken je zo’n vrouw? Je kunt er je vingers aan verbranden.
Zo wit als een beeld heeft iets van wit marmer en betekent zeer wit van schrik of misschien ontroering. Dat laatste draagt mijn voorkeur.
Iemand in beeld brengen betekent zijn of haar portret maken. Het kan ook met woorden.
Zij is het beeld van zijn of haar moeder. Hij is het beeld van zijn of haar vader. De mens is een sociaal maar ook een kopiërend wezen.
In het beeld van een Zeeuw komt het karakter van de Zeeuw sterk uit. Vervang Zeeuw gerust door zeemeermin.
Wat bijzonder mooi in zijn soort is: een beeld van een vrouw, een beeld of wolk van een kind, ook een beeldje van een kind. Zo drukken we een gevoel uit.
Als we ons een beeld van iets of iemand vormen maken we een voorstelling van iets of iemand in de geest. Dat kan nogal eens afwijken van de realiteit zoals die is.
Zoals gezegd, er zijn ook beelden in de taal, stijlfiguren, zoals beeldspraak, gelijkenissen, metaforen. Het is de moedertaal van onze onbewuste geest.
Buiten beeld zijn kan ook. Dan word je niet gezien, als kind bijvoorbeeld. Dan ben je gezien voor de rest van je leven, tot je beseft dat je even goed jezelf kunt zien.
Soms blijft er een beeld van een man of vrouw op je netvlies hangen. Wie weet ben je verliefd op dat beeld. Het beeld van de man of de vrouw. Niet de man of de vrouw zelf. Het is een beeld. Het is niet de man of vrouw want die kun je onmogelijk al kennen wanneer je verliefd bent. Je bent dan zo goed als blind, slechts in staat om dat ene beeld te zien.
Het leven is opgetrokken uit beelden. Zeker in deze snelle tijden.
Wat zie je in of op het beeld? Het ideale beeld? Het ideale beeld is niet noodzakelijk de ideale man of vrouw. Het is het beeld van het ideale, het geïdealiseerde, de perfectie misschien. Je bent verliefd op een beeld, zij het dan een beeld van een man of een beeld van een vrouw.
Beelden zijn illusies.
Daar kom je dan achter, ooit wel. Het was maar een beeld. Dat is pijnlijk. Het beeld ontploft in je gezicht. De scherven vallen op de grond. Je staart ernaar. Het beeld bestaat niet meer. Er komt een crisis in de plaats.
Beelden zijn niet noodzakelijk illusies. Als het goed is evolueren de beelden mee met de tijd maar zeker niet altijd. Door vallen en opstaan word je wat wijzer met de jaren. Je wordt je meer bewust dat het leven uit beelden bestaat.
Het wordt gezegd dat je in het beeld je moeder ziet, of je vader. De koele rationalisten beginnen nu al te schuifelen op hun stoel. De ratio is evolutionair gezien nog niet ver genoeg ontwikkeld om te kunnen verklaren dat je wel degelijk je ideale moeder of vader ziet. Je ziet in het beeld wat je hebt gemist. Na verloop van tijd blijkt het slechts een beeld. De rest is psychologie.
Het is misschien vreemd om het zo te stellen. Het lijkt alsof bij verliefdheid en bij stress hetzelfde gebeurt: je denken gaat met congé, soms zelfs voor een hele tijd. Zoals een fiets hangt het denken zichzelf aan de haak.
Sta me toe om nog een parallel te trekken. Je krijgt het als kind ingepeperd dat je je stinkende best moet doen. Dan kom je er wel. Dat riedeltje. Waar kom ik dan? Neen, dat vraag je niet. Er is nog niets te vragen. Je bent gehoorzaam. Je doet je stinkende best. Je komt wel ergens, en wat blijkt dan? Je hebt je zitten opbranden zonder het te weten. Het beeld van ‘er geraken’ was slechts een beeld, een fata morgana. Oeps, het licht gaat uit. Plots zit je in het donker.
Van een vrouw wordt gezegd, als een ouwe schuur in brand vliegt, bel dan maar snel de brandweer. Dat vind ik dan weer een geestig beeld. Je moet niet altijd denken. Je moet soms ook het ijzer smeden als het heet is en de schuur helpen blussen.
Ik schrijf maar wat zoals ik altijd maar wat schrijf. Gisteren heb ik mijn ouders opnieuw verenigd, zoals twee urnen gezellig naast elkaar. Het wordt hun nieuwe thuis voor de komende tijd. Beschut tegen regen en wind. Misschien bestaat die tijd niet eens. De tijd is mensenwerk en dus zo vluchtig als vuur.