Schaamte is iets fundamenteels dat we als een erfenis meedragen uit onze kindertijd. De erfenis kan licht zijn maar ook heel zwaar. Hoe dan ook gaan we het gewicht proberen te dragen door onszelf te disciplineren. Dat is een cultureel imperatief. Schaamte blijft intussen onbewust werken, waardoor het verband met de wilskracht die de mens aan de dag legt om iets te bereiken, totaal onzichtbaar is.
Schaamte en wilskracht liggen aan de basis van perfectionistisch gedrag, met alle gevolgen van dien. De pijn die gepaard gaat met de onderliggende schaamte, moet voortdurend afgeschermd worden. Dat kost bakken energie. Het perfectionistisch en/of compulsief gedrag dat eruit volgt, is zowel de camouflage als de emanatie van de schaamte. Met wilskracht is uiteraard niets verkeerd maar als camouflage werkt het averechts en kost het je alleen maar energie. Burn-out komt hier in het vizier.
Het is duidelijk dat je ofwel te weinig of te veel wilskracht tentoon kunt spreiden. Te weinig leidt tot lethargie. Te veel leidt tot jezelf opbranden. In geen van beide gevallen gaat de schaamte weg, wel integendeel. Ze gaat zwaarder doorwegen en genereert nog meer stress. Op elk moment dat je moet presteren, op elk moment dat je jezelf moet tonen aan de ander, voel je de schaamte opkomen.
De nadruk op discipline en zelfcontrole is zo Amerikaans als het maar zijn kan. We denken dat we te allen tijde in staat moeten zijn om onze primitieve impulsen te beheersen, te disciplineren. Wie er de centen voor heeft kan allerlei trainingen volgen om daarin te oefenen. Vele zelfhulpboeken, die vaak goed verkopen, beogen hetzelfde. Disziplin muss sein. De zogenoemde succesgoeroes nemen dat denken klakkeloos over en ze weten waarom.
Schaamte doet onbewust zijn ding. Wilskracht zet je heel bewust in om de schaamte niet te moeten voelen. Maar zie, je voelt ze des te meer. Het is een uitputtingsslag.
Twee recente gebeurtenissen zetten me aan het schrijven. Er is die ene man die alles heeft bereikt wat er te bereiken viel, die zegt: het gaat niet meer met mij, ik kan niet meer. Er is die andere man die voor de trein sprong. Hij was een leidersfiguur die het ver had geschopt – zo zegt men dat toch, niet? Niemand in zijn omgeving had iets opgemerkt, integendeel. Hij legde de lat heel hoog en leverde perfect werk af. Plots besliste hij over zijn eigen leven door het te beëindigen. Wat doet iemand die ‘alles heeft bereikt’ plots grijpen naar de noodrem? De eerste man was nog lucide of nederig genoeg om hulp in te roepen. Wat doet een mens op die manier beslissen over het leven?
Wat maakt dat we onszelf op zo’n moment niet met wilskracht kunnen redden? Wat blijkt veel sterker te zijn dan die wilskracht? Het bovenstaande doet wellicht een vermoeden rijzen.
Schaamte bepaalt onbewust je gedrag. Schaamte zorgt voor een onophoudelijke stress die je als mens op alle mogelijke manieren onder controle probeert te krijgen. Er zijn ook mensen zonder schaamte maar dat is andere koffie. Die bezondigen zich voortdurend aan grensoverschrijdend gedrag. Het is hun voeding.
Wat maakt dat een mens blijft doorgaan tot de bom barst en als de bom niet barst, de bom dan nietsvermoedend doorgeven aan hun kinderen? De generaties zijn wel degelijk met elkaar verbonden. Het lichaam zegt op velerlei manieren STOP.
Het concept van de wilskracht gaat historisch terug op de Victoriaanse tijd (1837-1901). Vanop de kansel werd gepredikt dat de mens zijn duivelse impulsen moest zien te beheersen. Op straffe van de hellevaart. Het was muilkorven met de kuisheidsgordel als symbool van de onderdrukking. In de Victoriaanse tijd werd overigens veel literatuur en poëzie uit de middeleeuwen bestudeerd. Historici gaan er tegenwoordig vanuit dat de kuisheidsgordel een uitvinding uit de vroege Renaissance is. In deze tijd lijkt hij soms wel terug!
De westerse adoratie voor de wilskracht wordt helaas ook misbruikt. Er wordt ons ingelepeld dat armoede met luiheid te maken heeft en dat rijke mensen de rijkdom aan zichzelf te danken hebben. Onderzoek wijst net op het omgekeerde. Mensen kunnen uit de armoede ontsnappen en meer dan dat wanneer aan hun basisbehoeften wordt voldaan.
Van kindsbeen af leren we de ethiek van de wilskracht te verinnerlijken, vaak versterkt met het welbekende arbeidsethos – werken tot je erbij neervalt. Waar een wil is, is een weg … Zo klinkt het hoopvol in de volksmond en dat is het ook, tenzij de wilskracht dient om de verborgen schaamte te compenseren. Perfectionistisch gedrag is in dat opzicht een barometer. Door het verinnerlijken leren we al op jonge leeftijd om onze duistere kant te beschamen en het zwijgen op te leggen. Vanaf dat moment is ook die vervelende innerlijke criticus geboren. Dit stemmetje zet ons aan het piekeren. Het bezorgt ons in feite nog meer schaamte over alles wat ‘verboden’ is: nare gedachten over andere mensen, de eigen alcohol- of drugsverslaving et cetera. We drukken die schaamte-delen, die gedachten en emoties weg en daar stopt het niet. Ze wegdrukken maakt ze sterker. Sommige delen vechten terug en als we erin slagen die delen te beteugelen met onze wilskracht zijn we voortdurend in onszelf op eieren aan het lopen. We staan onder een permanente stress. We kunnen wel streng gedisciplineerd zijn maar we zijn dan zacht uitgedrukt niet meer het meest aangename gezelschap.
Wanneer je voortdurend je wilskracht moet inzetten om de onderliggende schaamte over jezelf te onderdrukken leid je geen leven meer maar word je geleefd. De voortdurende stress door de angst om te falen put je uit en plots kan het licht uitgaan. Het is hard nodig om dat gevoel van schaamte te onderzoeken en te helen waar nodig.